Je bekijkt nu Hoe zet je de kaft in tijdens het voorlezen?

Hoe zet je de kaft in tijdens het voorlezen?

Wanneer je in de (kleine) kring een boek gaat interactief voorlezen, dan is het belangrijk om bij de kaft te beginnen. Sommige leerkrachten beginnen gelijk met voorlezen, maar dan missen de kinderen een belangrijk stuk van de les.

In deze blog vertel ik wat je kunt bespreken en hoe je het in de praktijk kunt toepassen.

Lees ook: de basis van het voorlezen.

Voorspellen
Bekijk de illustratie en vraag de kinderen wat ze zien. Je zou de volgende vragen kunnen stellen:

  • Wat zie je allemaal?
  • Wat zijn ze aan het doen?
  • Wat zou er in het verhaal gaan gebeuren?
  • Hoe zou het verhaal aflopen?
  • Heb je wel eens een illustratie gezien die hier op lijkt?

Benoem ook de illustrator en vertel waar de naam staat.

Feiten opnoemen
Door onderstaande punten te bespreken werk je niet alleen aan verhaalbegrip, maar ook aan boekoriëntatie en letterkennis.

  • Benoem de titel (lees mee met je vinger) of laat een kind deze voorlezen en bespreek of deze past binnen de voorspelling.
  • Welke letters staan er in de titel? Welke letter staat ook in hun naam?
  • Uit hoeveel woorden bestaat de titel? Wat is het eerste-middelste-laatste woord?
  • Waar begin ik met het lezen van de titel? (links of rechts)
  • Noem de schrijver. (Ken je andere boeken van deze schrijver?)

Zo gebruik je de kaft tijdens het voorlezen

De flaptekst
Vertel dat op de achterkant van het boek een verhaaltje staat, dit noemen we de flaptekst. In dit verhaal wordt kort verteld waar het verhaal over gaat.

Eventueel kun je dit voorlezen, zodat de kinderen nieuwsgierig worden gemaakt naar het verhaal. (Jij leest immers toch ook de flaptekst voordat je een boek gaat lezen?)

Woordenschat
Let erop dat je de goede woorden gebruikt. Sommige leerkrachten zijn bang om in de lage groepen moeilijke woorden te gebruiken. Ik denk dat een woord niet moeilijk meer is als je het regelmatig gebruikt.

Dus benoem schrijver, illustrator (niet tekenaar), illustraties (niet tekeningen), kaft (niet voorkant), flaptekst (niet achterkant). Hoe vaker de kinderen de begrippen horen hoe sneller ze deze ook zullen gebruiken.

Lees ook: Werken aan woordenschat. 

Afwisseling
Je hoeft natuurlijk niet bij elk voorleesmoment al bovenstaande punten te gebruiken. Door af te wisselen blijven de kinderen betrokken en hoeft het ook niet te lang te duren. Een paar minuten is genoeg.

Leerdoelen
Bovenstaande punten doe je natuurlijk niet voor niets.

  • De voorkennis wordt geactiveerd.
  • Ze leren om een voorspelling te doen over het verhaal.
  • Ze leren belangrijke begrippen als: titel, schrijver, illustratie, illustrator, kaft, flaptekst, woord, zin, letter.
  • De kinderen worden geprikkeld en zijn nieuwsgierig naar het verhaal.

Gebruik jij bovenstaande punten ook of doe jij het heel anders?

Linda Willemsen

Linda Willemsen is het gezicht achter klasvanjuflinda.nl en zet zich in voor spelenderwijs ontdekken en leren. Daarnaast houdt ze zich bezig met auteurswerk en zorgt sinds oktober 2018 met veel liefde voor haar babydochter.

Geef een reactie